Leer
Stenvers testbatterij I tot V
Beweging in de schouder vereist gecoördineerde beweging van verschillende gewrichten, namelijk het sternoclaviculaire gewricht, het acromioclaviculaire gewricht, het glenohumerale gewricht, het scapulothoracale gewricht, alsook de cervicothoracale verbinding.
Stenvers presenteerde in 1977 een reeks tests om de schoudergordel te beoordelen en Baertschi et al. (2013) beoordeelden de tests op hun interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en vonden kappa-waarden van 0,63-0,84, hoewel hun klinische waarde twijfelachtig blijft.
Stenvers 1: Achterwaartse Tiltiing van het schouderblad
Stenvers test 1 beoordeelt achterwaartse kanteling van het schouderblad. Om de test uit te voeren zit de patiënt rechtop en gaat u bij de te onderzoeken arm staan. Breng vervolgens de arm van de patiënt in maximale flexie en beoordeel of de axillaire haarlijn in lijn is met de inferieure hoek van het schouderblad.
Bij een positieve test is de achterwaartse kanteling van het schouderblad beperkt als de inferieure hoek achter de axillaire haarlijn blijft.
Stenvers 2: Claviculaire Rotatie
Stenvers Test 2 beoordeelt claviculaire rotatie. De patiënt gaat rechtop zitten en jij staat posterolateraal aan de te onderzoeken kant.
Plaats uw middel- of wijsvinger bovenop en achter de schacht van het sleutelbeen. Vervolgens wordt de schouder van de patiënt in volledige flexie gebracht terwijl u de beweging van het sleutelbeen palpeert.
Bij een positief resultaat wijkt de clavicula af van de normale beweging tijdens flexie, namelijk elevatie en voorwaartse rotatie tot ongeveer 45° flexie, en beweegt naar beneden en maakt een posterieure rotatie vanaf 45°.
Stenvers 3: Scapulaire depressie
Stenvers Test 3 beoordeelt Scapulaire Depressie. De test wordt uitgevoerd in een rechtopstaande of zittende positie. Dan ga je de inferieure hoek van het schouderblad palperen. De patiënt buigt de schouder maximaal. Wat u beoordeelt is of de inferieure hoek daalt naar beneden 1-2 centimeter bij ongeveer 170° schouderflexie.
21 VAN DE NUTTIGSTE ORTHOPEDISCHE TESTS IN DE KLINISCHE PRAKTIJK
Stenvers test 4: Thoracale mobiliteit (C7-T4)
Stenvers Test 4 beoordeelt de cervicothoracale junctie. De patiënt zit rechtop en u staat posterolateraal aan de te onderzoeken kant. Zoek dan naar de doornige processus proces van C7 en plaats de duim contralateraal van de geteste schouder tegen het processus spinos.
De patiënt buigt dan actief de schouder maximaal.
Wat u beoordeelt is of schouderflexie gepaard gaat met contralaterale rotatie van de wervels in de cervicothoracale junctie.
Stenvers Test 5: achterste kapsel van het glenohumerale gewricht, het AC- en SC-gewricht
Stenvers test 5 beoordeelt het achterste kapsel van het glenohumerale gewricht, het AC-gewricht en het SC-gewricht. De patiënt zit rechtop en u staat achter hem. De patiënt abduceert vervolgens de schouder tot 90 graden en buigt de onderzijde eveneens tot 90 graden. Terwijl u met één hand de elleboog van de patiënt ondersteunt, fixeert u met de andere hand het schouderblad van de patiënt door de laterale rand van het schouderblad vast te pakken. De patiënt kan zijn andere hand in een vuist op zijn borstbeen leggen.
Vervolgens beweegt u de arm van de patiënt in maximale horizontale adductie terwijl u het schouderblad gefixeerd houdt. Dit moet rond de 100° zijn.
Zodra u de maximale horizontale adductie bereikt, laat u de fixatie los en hier zou u verwachten nog eens 20° in horizontale adductie te kunnen bewegen.
Vind je het leuk wat je leert?
KOOP HET VOLLEDIGE FYSIOTOREN BEOORDELINGSBOEK
- 600+ Pagina's e-Boek
- Interactieve inhoud (directe videodemonstratie, PubMed-artikelen)
- Statistische waarden voor alle speciale testen uit het laatste onderzoek
- Beschikbaar in 🇬🇧 🇩🇪 🇫🇷 🇪🇸 🇮🇹 🇵🇹 🇹🇷
- En nog veel meer!