Max van der Velden
Research Manager
Cervicogene duizeligheid is een vorm van duizeligheid die wordt gedefinieerd als "het gevoel van beweging van het lichaam in de ruimte dat wordt veroorzaakt door disfunctie van de nek". Klinische kenmerken zijn vaak een dronken gevoel, veranderde cervicale proprioceptie, beperkte cervicale ROM, nekpijn, en een onvermogen om dagelijkse activiteiten uit te voeren door duizeligheid. Verschillende auteurs suggereren dat dit gevoel kan worden behandeld door de disfuncties van de halswervelkolom aan te pakken. Manuele therapie is voorgesteld om de frequentie en intensiteit te verminderen. In dit artikel wordt onderzocht of een tractiemanipulatieprotocol in de rustpositie van de cervicale wervelkolom resulteert in minder zelfgepercipieerde invaliditeit van patiënten, zoals gemeten met de Dizziness Handicap Inventory (DHI).
In dit eenblind onderzoek werden in aanmerking komende patiënten in twee groepen gerandomiseerd: de interventiegroep en de controlegroep.
Inclusiecriteria waren: duizeligheid geassocieerd met nekstijfheid of pijn (> 3 punten op de visuele analoge schaal); leeftijd > 18 jaar; en met een indicatie (hypomobiliteit in Occipital-Atlas (OA), Atlas-Axis (AA)), en As-C3 (AC3)) voor tractie-manipulatie behandeling.
Uitsluitingscriteria waren: duizeligheid als gevolg van andere aandoeningen, in de afgelopen drie maanden een cervicale behandeling hebben ondergaan, een rode vlag vertonen, of betrokken zijn bij een compensatietraject voor de cervicale wervelkolom.
A priori werd de steekproefomvang berekend, waarbij 20 patiënten per groep nodig waren. De primaire uitkomstmaat was de dizziness handicap inventory. Secundaire uitkomstmaten waren intensiteit van duizeligheid (VAS) en cervicale mobiliteit (CROM inclinometer).
De interventie bestond uit drie behandelingssessies die elk 11 minuten duurden. Na een onderzoek naar vaatziekten en een ontspannende massage werd de high-speed, low-amplitude techniek met de minste kracht toegepast om het segment te mobiliseren. De behandelde segmenten waren OA, AA en AC3.
De controlegroep werd gevraagd op de onderzoekstafel te gaan liggen gedurende dezelfde tijd als de interventiegroep.
Tweeëndertig mannen en acht vrouwen werden geïncludeerd met een gemiddelde leeftijd van 54 ± 14,09 jaar. Proefpersonen in de interventiegroep rapporteerden lagere DHI-scores op T1 (48 uur) en T2 (een maand) met een effectgrootte van respectievelijk 0,76 en 0,92.
Dit is een interessante kleine studie. Er werd een eenvoudige interventie toegepast om te zien of deze beter presteert dan een controlegroep.
Een van de belangrijkste vragen bij het lezen van een artikel zou moeten zijn: Hoe kan ik deze resultaten anders verklaren? Je zou zeggen dat de manipulaties effectief zijn in het verminderen van gerapporteerde duizeligheidshandicaps in deze proef. Dit zou het geval kunnen zijn, maar de deelnemer kreeg vóór de manipulatie een zogenaamde "functionele" massage. Het zou heel goed kunnen dat dit de oorzaak is van de daling. Een vergelijking zou dat kunnen ophelderen. Een vergelijking met cervicale mobilisaties zou ook interessant kunnen zijn, aangezien niet alle clinici getraind zijn in manipulaties met hoge snelheid en lage amplitude, en dit zal het risico verminderen.
Een andere verklaring zouden de contextuele effecten kunnen zijn (cavitatie, aandacht, het gevoel behandeld te worden, enz.) Door de grote effectgroottes en de korte behandelingssessies is het echter minder waarschijnlijk dat contextuele effecten verantwoordelijk zijn voor het volledige effect. Eén ding moeten we echter in gedachten houden: kleine steekproeven kunnen grotere effectgroottes rapporteren als gevolg van ruis in de gegevens. Een grotere proef zou ons iets beter kunnen informeren over de werkelijke effectgrootte van deze interventie.
Hoe ze met de controlegroep omgingen was een beetje vreemd. In plaats van een placebo te geven of gewoon af te wachten, vroegen ze de deelnemers op de tafel te gaan liggen en helemaal niets te doen.
Natuurlijke historie of regressie naar het gemiddelde zijn gangbare verklaringen voor effecten na een ingreep. De controlegroep bleef echter stabiel tijdens de proeven, wat wijst op een daadwerkelijk effect van de interventie.
De studie onderzocht andere uitkomstmaten die wij in deze evaluatie niet zullen bespreken omdat de studie daarvoor niet voldoende aangedreven is - waardoor ze van verkennende aard zijn.
Het zal interessant zijn de toekomstige ontwikkelingen op dit gebied te zien.
Gerenomeerde Vestibulair Revalidatie Expert Firat Kesgin neemt je mee op een 3-daagse Video Cursus over hoe Benign-Paroxysmal Positional Vertigo (BPPV) te herkennen, te onderzoeken en te behandelen.